Ga naar de hoofdcontent
Interview met Romeo Castelucci

Luca Del Pia

Interview met Romeo Castelucci

Interview met Romeo Castelucci door Mélanie Drouère

Wat als onze tijd voortkomt uit ‘niet-actualiteit’? Terwijl theatermakers in repertoirestukken vaak zoeken naar sporen van het heden, bewandelt Romeo Castellucci de omgekeerde weg met een geheel eigen benadering van Racine's iconische theatergedicht Bérénice. Volgens hem maakt juist de ‘niet-actualiteit’ van bepaalde toneelteksten ze eigentijds. Hij legt dat uit.  

Bérénice
Romeo Castellucci, Isabelle Huppert
13 – 15 June, 2025
Internationaal Theater Amsterdam

 

Bérénice wordt beschouwd als het ultieme Franse theatergedicht. Wat heeft juist in deze tekst uw interesse gewekt?  

Ik heb een hechte maar ook complexe en ambigue relatie met het Griekse theater. Ik kan niet zeggen dat ik ervan houd, zoals je ook niet zegt dat je van zwaartekracht houdt. Het bestaat, en ervan houden is simpelweg onontkoombaar. Aan de andere kant worstel ik er ook vaak mee, en daarom ben ik nieuwsgierig naar reconstructiepogingen van grote westerse auteurs. Die pogingen zou je mislukt kunnen noemen, maar juist dat maakt ze interessant. Ik denk dan aan grootheden als Racine, maar ook Hölderlin of Alfieri. Ze hebben allemaal geprobeerd de tragedie opnieuw vorm te geven, en allemaal moesten ze op een of andere manier ‘capituleren’ voor die onmogelijke onderneming. In dat opzicht ben ik altijd onder de indruk van juist het duizelingwekkende werk van Racine, van de manier waarop hij de Griekse en de christelijke cultuur weet samen te smelten – wat eigenlijk volkomen onmogelijk is, want als er een hiernamaals is, zou er geen tragedie zijn.  

 

Was dus vooral die ‘onmogelijke’ samensmelting tussen de Griekse en de christelijke cultuur de reden dat u koos voor Bérénice van Racine? 

Die tegenstrijdigheid is zeker het meest interessante aspect. Wat me ook intrigeert is – als ik het zo mag zeggen – de ‘niet-actualiteit’ van Racine. Paradoxaal genoeg maakt juist de ‘niet-actualiteit’ van Racines taal – en die van klassieke retorica en theologie – zijn werk weer eigentijds, omdat onze moderne tegenstrijdigheden en onmogelijkheden erin doorklinken. Ik ben er ook van overtuigd dat we via die ‘niet-actualiteit’ het hedendaagse kunnen benaderen. Door afstand te nemen van je eigen tijd, kun je de gebreken ervan blootleggen. Je moet de gebaande paden verlaten om je eigen weg scherper te kunnen zien. Wat dat betreft hoort Racine bij de toekomst, want hij vecht met taal. Bérénice is wat dat betreft vermoedelijk de allerlastigste tekst om te ensceneren, en daardoor ook de meest welsprekende. Omdat er absoluut niets gebeurt, alles is geblokkeerd. Maar juist die blokkade is de tragedie. Voor mij is Bérénice een icoon van de menselijke cultuur: het stijgt uit boven de Franse cultuur en tijdgebondenheid. Wat ik bijzonder vind, is dat alles in het stuk vastzit, het lijkt geblokkeerd en onbeweeglijk. Toch ontstaat juist daardoor een opvallende, heldere schoonheid in de vorm en structuur van het werk.  

 

Is volgens u die traagheidskracht een aanjager van energie? 

Dat is een interessante vraag. Ik denk dat de kracht die we in deze tekst waarnemen vooral een remmende is: alles wordt vast- of achtergehouden. De Grieken – en ook Paulus – hadden daar een woord voor: katechon (uit het Grieks: dat wat terughoudt of zich inhoudt). Ons innerlijk leven bereikt ons nadat het is bevroren door opvoedkundige formats en kuise beheersing van onze impulsen. Je voelt dat er een afgrond is, verborgen maar heel dichtbij, als een koortsige sluier tussen de diepte en de vorm, tussen het reële en de realiteit. Dus ook al zijn we beleefd en beschaafd, we hebben ook weet van het geweld, de dood, het bloed dat zich vlakbij schuilhoudt, in de krochten, in de afgrond.  

 

Ik ben gefascineerd door de relatie tussen vorm en chaos, en juist bij Racine is die relatie essentieel. Roland Barthes sprak van een ‘brouillard de mots’: een woordenwolk rond alle personages die uiteindelijk allemaal alleen achterblijven. Bérénice is als personage zo’n monument van eenzaamheid en verlatenheid.   

 

Het spelen van die menselijke eenzaamheid heeft u toevertrouwd aan Isabelle Huppert. Waarom heeft u haar gekozen? 

Isabelle belichaamt de actrice in de meest pure vorm. Voor een van de meest radicale teksten uit de westerse theatergeschiedenis heb je een radicale actrice als Huppert nodig die zo’n tekst aankan. Radicaliteit is – in de letterlijke betekenis van het woord – het startpunt van de tekst. In deze Bérénice is Isabelle Huppert de centrale theaterfocus.  

 

Het is niet voor het eerst dat u een repertoiretekst herneemt, en als u dat doet haalt u de tekst vaak door een zeef van plastische installaties en audiovisuele apparatuur waardoor je wordt gedwongen het anders te ondergaan. Is dat nu ook het geval?  

Dat denk ik wel. Het woord zal er zijn, maar het kan zich noodzakelijkerwijs enkel in verwrongen vorm laten horen. Het is niet het woord zelf dat de betekenis overbrengt. De manier van zeggen, de vorm en de techniek van woord en stem, zijn bedoeld om de communicatie te blokkeren, zodat de betekenis meer verborgen blijft. Bovendien wordt het woord niet enkel gegeven via de stem, maar ook via verschillende apparaten. En dan denk ik vooral aan de personages die Bérénice omringen – Titus en Antiochus in het bijzonder.  

 

Hoe zijn de personages opgebouwd? 

Bérénice is het onbeweeglijk middelpunt punt van chaos, het oog van de orkaan die haar omringt. Alle personages draaien om haar heen, zij brengt ze voort. Van Bérénice zal de volledige tekst te horen zijn, maar de woorden van alle andere personages worden vervaagd, als geesten die een spookwoord uitzenden. Je zou je ook kunnen voorstellen dat je in het hoofd van Bérénice zit, of van iemand die denkt Bérénice te zijn.   

Het wordt geen historische reconstructie. Zoals ik al zei: als theaterstuk is Bérénice ambigue. We hebben fantastische neoklassieke versies gezien, en dan denk ik vooral aan het meesterwerk van Klaus Michael Grüber uit 1984, die het woord in al zijn elegantie liet klinken. Ik vond dat een buitengewone voorstelling, maar ik denk dat de huidige tijd om een andere gevoeligheid vraagt. Aan de andere kant zit er ook duisternis in die helderheid van Racine. Ik heb ook zo mijn twijfels bij dat prachtige licht van zijn taal. Er zit veel schaduw in, en ook voor die schaduw zal nu volop aandacht zijn.   

 

Betekent dit dat we worden ondergedompeld in het mentale en psychologische universum van Bérénice? 

Psychologie is inderdaad een sleutel, in de zin van een diepere laag van onze belevingswereld. Die onttrekt zich aan elke classificatie omdat dit absoluut geen ‘psychologisch theater’ is. We betreden wel degelijk de werkelijkheid, maar die bevindt zich in de duisternis van het lichaam, in alles wat verborgen blijft. Het wordt dus een theater van echte, valse en denkbeeldige lichamen.  

 

Hoe worden geluid en muziek ingezet? 

Ik ga werken met Scott Gibbons. Muziek is fundamenteel omdat het met klanken en geluiden de werkelijkheid uitdrukt en alles wat niet onder taal valt. We zijn altijd ‘ten prooi’ aan muziek die voorbij de verdediging van het bewustzijn weet te komen. Daarom is het stemwerk in Bérénice cruciaal.  

 

Interview afgenomen in januari 2024

-

 

Een productie van Printemps des Comédiens: Cité du Théâtre Domaine d'O – Montpellier.

Théâtre Jean-Claude Carrière – Domaine d'O – wereldpremière: februari 2024.