Het werk van theatermaker en schrijver Carolina Bianchi is rauw, gelaagd, onbeschaamd en politiek geëngageerd. Tijdens Holland Festival 2025 gaat het tweede deel van Bianchi's drieluik Cadela Força ('Bitch Strength') in première. Het eerste deel, A Noiva e o Boa Noite Cinderela ('The Bride and the Goodnight Cinderella'), werd alom geprezen en liet de theaterwereld op zijn grondvesten schudden. De voorstelling werd onder meer genomineerd voor de Theo d'Or Toneelprijs en de Zilveren Leeuw voor Dans op de Biënnale van Venetië.
In The Brotherhood onderzoekt Bianchi de oorsprong van broederschap en de vaak gewelddadige sociale codes onder cismannen en toont ze hoe deze machtssystemen seksueel geweld normaliseren en zelfs kunnen faciliteren. Schrijver Tatjana Almuli sprak met Carolina Bianchi over haar creatieve proces, het spanningsveld tussen afkeer en fascinatie en het gebruik van het menselijk, bewegende lichaam als instrument om verhalen te vertellen.
Trilogia Cadela Força - Capítulo II: The Brotherhood
Carolina Bianchi Y Cara de Cavalo
18-20 juni, ITA
Wat is volgens jou de voornaamste link tussen Goodnight Cinderella en The Brotherhood, de eerste twee delen van het Cadela Força-drieluik?
In het eerste deel ligt de nadruk sterk op de gevolgen voor slachtoffers van (seksueel) geweld, verkrachting en femicide. In het tweede deel onderzoeken we waar deze vormen van geweld hun oorsprong vinden. De geschiedenis en de huidige realiteit tonen aan dat ze onlosmakelijk verbonden zijn met mannelijke machtsstructuren. 'Broederschap' wordt vaak gezien als een mannenclub – een hecht systeem dat onderlinge banden beschermt en in stand houdt. Het fascineert me hoe deze structuur affectie en solidariteit cultiveert, maar tegelijkertijd schadelijk gedrag faciliteert. In dit drieluik verbind ik deze thema’s op onverwachte manieren met kunst. Ik keer steeds terug naar kunst – vooral theater – omdat het mijn belangrijkste interessegebied is. Dit deel onderzoekt bovendien de structuren van theater zelf. Ik heb het veel over de 'broederschap van kunst' - hoe broederschap zelfs in creatieve ruimtes en in de liefde bestaat.
Heb je nieuwe inzichten gekregen terwijl je deze thema's onderzocht en de voorstelling maakte?
De diepste inzichten die ik uit dit werk heb gehaald, gaan niet alleen over broederschap, maar ook over mezelf. Dat is belangrijk, want de voorstelling draait niet alleen om het blootleggen van de donkere kanten van broederschap. Natuurlijk zijn er schrijnende aspecten – hoe broederschap invloed heeft op mijn lichaam, mijn frustratie, mijn verbeelding, mijn woede, mijn trauma’s, en dit geldt ook voor veel andere vrouwen. Ik denk daar niet licht over, tegelijkertijd is er ook iets aan broederschap wat me aanspreekt en zelfs aantrekt. In mijn schrijverschap reflecteer ik op mijn verlangen om deel uit te maken van iets dat zó sterk, bewonderenswaardig en goed beschermd is. Tijdens dit proces besefte ik ook hoe deze voorstelling voortborduurt op de vragen, enigma’s en conflicterende gedachten die ik in het eerste deel onderzocht - alleen verschuift de focus nu naar wat er ná trauma of verkrachting gebeurt. De overlevende wordt wakker. Ze is niet dood. Ze leeft en ze is onder ons. Wat doen wij met haar, als samenleving? Deze voorstelling onderzoekt de ontheemding van het beschadigde lichaam – wat het betekent om na afloop te bestaan. Dit raakt ook aan ideeën over hedendaagse kunst en theater en heeft op een onverwachte manier nieuwe creatieve lagen voor mij geopenbaard als schrijver, maker en performer.
Kun je meer vertellen over je creatieve proces - vanaf het eerste idee en het schrijven tot de uiteindelijke performance op het podium?
Ik voel me aangetrokken tot complexiteit – ik schuw verwarring, ongemak niet, zoek het juist op, ik vind vragen met een eenduidig zwart-wit antwoord niet interessant. In dit geval was het vooral het spanningsveld tussen fascinatie en afkeer rond broederschapscodes die me mateloos intrigeerde. Deze thematiek brengt veel ongemak met zich mee, en voor mij begint een creatief proces vaak met die ambiguïteit. Ik begin met lezen en schrijven als research, op het obsessieve af. In eerste plaats ben ik schrijver, het betekent alles voor mij, ook al is het soms pijnlijk om woorden zwart op wit op te tekenen.
Een cruciaal onderdeel van mijn werk is het idee dat schrijven meer behelst dan enkel tekst op papier; het moet uitgesproken worden, tot leven komen, bestaan op het podium. Mijn woorden zijn geschreven met de bedoeling dat ze belichaamd en gehoord worden. Dat is waarom theater als vorm, als ruimte en als instrument zo belangrijk voor mij is.
Over instrumenten gesproken - als performancekunstenaar gebruik je ook je eigen lichaam als cruciaal instrument. En het verleggen van grenzen in het fysieke. In Goodnight Cinderella neem je een ‘verkrachtingsdrug’ en verlies je op het podium het bewustzijn om lijfelijk de impact van zo'n daad te tonen aan het publiek. Ongetwijfeld raakt zoiets de toeschouwers op een dieper niveau, brengt het de urgentie en ernst van de zaak nog sterker over. Ik kan me voorstellen dat het zijn tol eist - zowel mentaal als fysiek. Hoe blijf je (mentaal) in balans tijdens het proces rond zo'n performance?
Voor mij gaat het niet zozeer om altijd optimaal in balans te zijn. Eerder hadden we het al over schrijven, er is een Deense auteur, Karen Blixen, die het vaak heeft over dit idee: dat schrijven eigenlijk hetzelfde is als een pact sluiten met de duivel. Dat idee resoneerde diep met mij.
Wanneer ik deze verhalen maak, voelt het alsof ik zo'n pact sluit – met iets dat machtig, mysterieus, maar tegelijkertijd heel echt is. Ik noem het een ‘duivelse aanwezigheid’. En als ik het podium opga, draag ik die aanwezigheid in me – in mijn lichaam, in mijn woorden, in de energie die ik afgeef, dit is het verhaal dat ik móet vertellen. Je vraagt ook niet aan een ander om je ziekte te dragen of je obsessie over te nemen. Het is van jou, en je moet zelf de juiste, passende weg vinden om er doorheen te gaan.
Met een aantal van je artistieke samenwerkingspartners heb je eerder gewerkt in Brazilië, je thuisland. Wat is de link tussen je werk in Brazilië en in Amsterdam en Brussel, de steden waar je nu leeft en werkt? Ik denk dat mijn diepste band met mijn roots voortkomt uit het feit dat ik al jaren met dezelfde mensen werk. We voelen elkaar goed aan, delen een intiem werkvocabulaire. Ik heb nooit volledig het gevoel gehad in Brazilië te horen – niet helemaal. Daar zijn allerlei redenen voor, waaronder het gebrek aan institutionele steun voor ons werk. Het is niet zo dat ik me daar volledig geworteld en verbonden voelde, en nu pas, nu ik weg ben, moet ploeteren. Theater is altijd ploeteren – zeker als migrant. Mijn overstap naar Europa en mijn studie hier waren ongelooflijk moeilijk. Maar mijn werk werd hier meer gewaardeerd; al vanaf mijn tweede voorstelling kreeg ik veel kansen, werd ik ondersteund door verschillende mensen en partijen. Dat kwam onverwachts en daar ben ik enorm dankbaar voor. De keuze om te blijven werken met de mensen die zowel mijn artistieke pad als ook mijn persoonlijke leven hebben gevormd, is cruciaal geweest om meer te aarden. En nog steeds ben ik constant op zoek naar een thuisgevoel. De afgelopen paar jaar zijn enorm nomadisch geweest, met lange tournees rond het eerste deel van het drieluik. Zo'n constante verandering van omgeving kan uitputtend zijn, maar ik vind het ook fascinerend. Het past bij me. Ik hou ervan om de wisselwerking tussen het publiek en mijn werk te observeren, vooral omdat de voorstelling tweeëneenhalf uur duurt en volledig in het Portugees is. Zien hoe mensen omgaan met de taal - of ze zich erin onderdompelen of afstand bewaren – blijft interessant.
Wat wil je onderzoeken in het laatste deel van de trilogie? Is er een specifieke vraag die je wil uitdiepen, of is dat nog in ontwikkeling?
Ik wil in het derde hoofdstuk onderzoeken wat ‘afronding’ eigenlijk betekent. Ik heb veel ideeën, maar op dit moment voelt vooral de manier waarop ik het schrijven zelf wil benaderen het sterkst. Natuurlijk gaat eerst Brotherhood nog in première, maar als ik het heb over 'afsluiten', dan heeft het onherroepelijk te maken met taal. Voor het laatste deel van het drieluik voel ik een soort obsessie om een andere manier van schrijven te vinden, om de woorden in een nieuwe vorm tot leven te brengen. Die zoektocht naar taal voelt als de kern van de afronding waar ik naar op zoek ben.