Dit is een voorstelling uit het archief van Holland Festival
Een dronken vrouw wandelt op de rand van een afgrond, een ruziënd echtpaar trekt elkaars ledematen los, een aanslag treft het hele toneel. De scènes in deze absurdistische tragikomedie veranderen telkens van lieflijk in gruwelijk voordat je er erg in hebt. De Amerikaanse theatermaker en poppenspeler Dan Hurlin baseerde zich op vier verloren gewaande, maar door hemzelf teruggevonden eenakters van de Italiaanse futurist Fortunato Depero, geschreven tijdens de Eerste Wereldoorlog. Gebruikmakend van klassiek Japans bunraku-spel, 3D-printers, video en live gesamplede muziek creëert Hurlin een razendsnelle, futuristische voorstelling. Multidisciplinair theater dat huiveringwekkende parallellen blootlegt tussen toen en nu.
Achtergrondinformatie
In het Futuristisch Manifest (1909) ontvouwde Filippo Tommaso Marinetti, grondlegger van het futurisme, zijn toekomstvisie. Hij beoogde een wereld gedreven door strijd, agressie en beweging. Hij schreef: ‘Wij willen de oorlog verheerlijken – enige hygiëne van de wereld.’ Gestuurd door de toenmalige technologische
ontwikkelingen en hun ongebreidelde oorlogsenthousiasme bewogen de futuristen in de richting van het opkomende fascisme, dat ze omarmden. Het meest opmerkelijke nu aan de brute ideeën van de futuristen is dat ze in de oren van velen nog altijd aanlokkelijk klinken. De Amerikaanse poppenspeler Dan Hurlin laat dat zien in zijn nieuwe voorstelling Demolishing Everything With Amazing Speed, een bewerking en regie van vier nooit eerder opgevoerde eenakters uit 1917 van de futurist Fortunato Depero.
Het gaat om de stukken: Suicidi e omicidi acrobatici (Acrobatische moorden en zelfmoorden), Ladro automatico (Automatische dief), Avventura elettrica (Elektronisch avontuur) en Sicuro (Veilig). Het zijn een kort verhaal over verdriet dat verandert in een doodswens, een komedie over een hypnotiseur annex dief, een thriller over een overspelig stel, en een bizar objectenballet.
Depero was een Italiaanse schrijver, ontwerper en schilder. In 1914, woonachtig in Rome, trad hij toe tot de futuristen. Hij woonde later een tijd in New York, ontwierp theaterdecors en -kostuums en keerde in de jaren dertig terug naar Italië. Daar werkte hij als ontwerper voor de firma Campari. Depero wilde de grenzen tussen hoge en lage kunst afbreken. In 1918 creëerde hij met de schrijver Gilbert Clavel I Balli Plastici (Het plastic ballet). Naast een belangrijke ontwikkeling in het poppentheater was I Balli Plastici een flinke stap in de richting van het futuristische ideaal van een theater dat geheel vrij was van menselijke acteurs en waarin machines de hoofdrol spelen. De vier eenakters uit 1917 vormen een voorstudie voor dit grote werk. Lange tijd waren ze vergeten.
Totdat Dan Hurlin in 2013, tijdens een verblijf aan de Amerikaanse Academie in Rome, bij toeval stuitte op documenten waarin werd gerept over het bestaan van de vier poppenstukken. Hurlin, een gelauwerd regisseur en poppenspeler met onder meer de voorstelling Hiroshima Maiden (2004) op zijn naam, was direct geïnteresseerd. Hij ging op zoek in Depero’s geboortedorp Rovereto, aan de voet van de Alpen. Daar, in Depero’s persoonlijke archief, vond hij een doos met papieren vol regieaanwijzingen: de vier eenakters. Vier toneelstukken zonder dialoog en zonder tekeningen of beschrijvingen van de poppen. Hurlin was in zijn nopjes. Nu kon hij zijn eigen poppen ontwerpen. Dat werden hoekige kubistische figuren in felle kleuren, zonder gelaatsuitdrukkingen: meer robot dan mens.
Uit de scripts van Depero blijkt zijn achtergrond als ontwerper. Plot is vaak ondergeschikt aan beeld en beweging. Hurlin en de poppenspelers op het toneel maken gebruik van videoprojecties (Tom Lee), bunraku (Japans poppenspel) en miniatuurdecors om de schier eindeloze stroom aan soms onmogelijke regieaanwijzingen uit te voeren, van bewegende tafels en trappen tot zwevende poppen en vliegende liften. Voorts zijn er een verteller (Jennifer Kidwell) die de regieaanwijzingen voorleest en onheilspellende muziek van Dan Moses Schreier.
Geweld en dood zijn terugkerende waarden in deze toneelstukken. De poppen zijn stuk voor stuk slachtoffers of daders. Een vrouw springt van een trap, haar dood tegemoet, twee geliefden raken in gevecht en trekken elkaars ogen uit, een figuur met een enorm geweer pleegt een bloederige aanslag. Iedereen gaat dood. In het begin is het contrast tussen de heftige materie en de onschuldig uitziende poppen nog groot, wat op de lachspieren werkt. Maar langzaam maar zeker, als blijkt dat er geen ontsnappen mogelijk is uit de horror, verstart de lach op ieders mond. Hurlin brengt deze ruim honderd jaar oude toneelstukken op wonderbaarlijke wijze weer tot leven.
Biografie
Dan Hurlin is een Amerikaanse poppenspeler en theaterregisseur. Hij won prijzen voor zijn solo A Cool Million (1990) en de poppenvoorstellingen Everyday Uses For Sight: Nos. 3 & 7 (2000) en Hiroshima Maiden (2004). Enkele andere voorstellingen zijn Who's Hungry?/West Hollywood (2008) en Who's Hungry?/Santa Monica (2010): een reeks poppentheatervoorstellingen gebaseerd
op de verhalen van daklozen in Los Angeles. Disfarmer (2009) is poppentheater over de Amerikaanse fotograaf Mike Disfarmer. De totstandkoming van deze voorstelling werd vastgelegd in de documentaire Puppet van regisseur David Soll. Oudere voorstellingen zijn: NO(thing so powerful as) Truth (1995), Constance and Ferdinand (1991), The Jazz Section (1989) en zijn speelgoedtheatervoorstelling The Day The Ketchup Turned Blue (1997), gebaseerd op een kort verhaal van John C. Russell. Hurlin geeft les in dans, poppenspel en theater aan Sarah Lawrence College in Yonkers, New York. In 2013 won hij de Rome Prize in the visual arts van de American Academy in Rome. Demolishing Everything with Amazing Speed ging in wereldpremière in 2016 tijdens het SummerScape Festival in de staat New York. Met de voorstelling maakt Hurlin zijn debuut op het Holland Festival.
Festivalfocus: democratie
Een aantal festivalkunstenaars kijkt dit jaar naar de problemen waar westerse democratische landen mee te maken hebben. De Franse filosoof Alexis de Tocqueville bewonderde de democratie vanwege de maatschappelijke gelijkheid. Ook zag hij de gevaren ervan.
Regisseur Romeo Castellucci maakt dit jaar Democracy
in America, naar het gelijknamige boek (1835) van De Tocqueville. In The Gabriels beschouwt regisseur Richard Nelson het afgelopen Amerikaanse verkiezingsjaar door de ogen van een doodgewone familie. Andere kunstenaars richten zich op de problematiek in democratische naties, zoals de vluchtelingenkwestie in de voorstellingen van regisseurs Dieudonné Niangouna en ThomasBellinck. Weer anderen tonen de dreiging van geweld (Demolishing Everything with Amazing Speed), tirannie (Octavia) of het vormgeven aan activisme (The Tempest Society). Filmregisseur Julian Rosefeldt kijkt in Manifesto naar de relatie tussen kunst en samenleving.
We presenteren twee nationale theaterhuizen met elk een eigen staat van de natie: My Country van het National Theatre uit Londen en The Nation van Het Nationale Theater uit Den Haag. Beide voorstellingen tonen een verscheurd land waarin niemand, van politici tot burgers, verantwoordelijkheid lijkt te durven nemen. Ten slotte zijn er voorstellingen waarin democratie in de vorm is doorgevoerd: het publiek kan – als het dat wil – actief betrokken worden, als voorbijganger, deelnemer of activist. Deze kunstenaars moedigen het publiek aan om de aloude hiërarchie tussen het publiek en de artiesten ter discussie te stellen.
Credits
- tekst
- Fortunato Depero
- vertaling, ontwerp, regie translation, design, direction
- Dan Hurlin
- muziek
- Dan Moses Schreier
- creatie
- het gezelschap
- ontwerp media
- Tom Lee
- licht
- Tyler Micoleau
- kostuums
- Anna Thomford
- poppenspel
- Josh Rice, Tom Lee, Nehprii Amenni, Takemi Kitamura, CB Goodman, Rowan Magee, Chris Carcione
- verteller
- Karen Kandel
- creative producer
- MAPP International Productions
- in opdracht van en ontwikkeld in
- Richard B. Fisher Center for the Performing Arts at Bard College
- met steun van
- Mid Atlantic Arts Foundation via USArtists International in samenwerking met de National Endowment for the Arts, the Andrew W. Mellon Foundation en de Howard Gilman Foundation.